Niels z'n Wadloper Bladzijde

C 6501: Beschrijving Treinstellen
Deel VIII: DH 2-treinstellen
1987

Wadloper in documenten
Met deze uitgave uit 1987 is de uitgave uit 1980 komen te vervallen.

Inhoud
14. Verlichting 16. Metingen

15. Zwenk-zwaaideuren

Fig. 15-1 Deuraandrijving

15.1 Algemeen

De constructie van de zwenk-zwaaideuren is van het systeem Tebel; de deuraandrijving is samengesteld uit een draaicilinder met een stangenstelsel (zie fig. 15-1). Toegepast zijn drie afwijkende uitvoeringen van het aandrijfsysteem, n.l.:
Alle deuren zijn bovendien voorzien van een pneumatische noodbediening t.b.v. de reizigers.
Fig. 15.1-1 Plaatsing diverse deuruitvoeringen

15.2 Mechanische werking

15.2.1 Draaicilinder

Fig. 15.2.1-1 Deuren met stangenstelsel
In de bak die boven de deuren is aangebracht, bevindt zich een pneumatisch bestuurde draaicilinder die met behulp van een stangenstelsel de aandrijving van de deurbladen verzorgt (zie fig. 15.2.1-1). De luchtdruk die op de open- of sluitzijde van de draaicilinder gezet wordt, veroorzaakt een lineaire beweging van de zuiger naar links of rechts (zie fig. 15.2.1-2). Deze beweging wordt via een vertanding omgezet in een draaiende beweging.
Fig. 15.2.1-2 Draaicilinder (schematisch)
Fig. 15.2.1-3 Draaicilinder
Aan het eind van de verticale draai-as is een metalen staaf gemonteerd, de evenaar, waaraan de stangen zijn bevestigd die de rotatie van de draai-as overbrengen op de deurstangen. De overbrenging op de deuren is zodanig dat de deuren geheel geopend zijn wanneer de evenaar loodrecht op de draaicilinder staat. Wanneer de evenaar evenwijdig ligt aan de draaicilinder, zijn de deuren juist gesloten. Deze stand van de evenaar brengt de beweging van de deuren precies in het dode punt.

15.2.2 Vergrendeling

Om tijdens de rit een mechanische vergrendeling te verkrijgen, draait de evenaar enkele graden door het dode punt heen, zodat de deuren vaster in de rubbers worden gedrukt. Hierdoor kunnen de deuren niet met de hand, of door een passerende trein veroorzaakte zuigkrachten geopend worden.

15.2.3 Noodbediening

Deur 2 is voorzien van mechanische noodbediening. Hiervoor is het stangenstelsel, uitgebreid met een hulpstangenstelsel en een telescoophandel. Door het naar rechts of naar links bewegen van dit handel, worden via een nok de deuren uit of in de vergrendeling gedrukt. Wanneer door middel van dit handel de deuren zijn ontgrendeld is het mogelijk deze verder met de hand te openen.
Door de holle verticale deurstang is tevens een stang aangebracht, waarop aan de buitenzijde van het treinstel (onder de bak) een handel is bevestigd. Met dit handel kunnen via het hulpstangenstelsel eveneens de deuren ontgrendeld en vergrendeld worden. De mechanische noodbediening is in het bijzonder aangebracht ten behoeve van het treinpersoneel. De telescoophandel bevindt zich in de deurbedieningsbak, en is alleen bereikbaar m.b.v. een conducteurssleutel.
Fig. 15.2.3-1 Telescoophandel
Fig. 15.2.3-2 Handel onder de bak

15.3 Pneumatische deurbediening

15.3.1 Inrichting

Fig. 15.3.1-1 Pneumatisch besturingsblok (monoblok)
Fig. 15.3.1-2 Monoblok
Fig. 15.3.1-3 Materieelwasse bedieningsunit
De pneumatische apparatuur voor de besturing van de zwenk-zwaaideuren is via een filter, een smoring en een terugslagklep aangesloten op de HR-leiding. Per balkon is tevens een luchtreservoir van 9 liter aangebracht, dat ervoor zorgt dat bij wegvallen van de HR-druk de deuren nog enkele malen geopend en gesloten kunnen worden. De pneumatische onderdelen zijn ondergebracht in een besturingsblok, dat door een contradeel in z'n geheel uitgewisseld kan worden. Op het contradeel is een afsluitkraan gemonteerd. In het besturingsblok bevinden zich de volgende onderdelen:
De pneumatische installatie bevat verder nog een drukschakelar ten behoeve van de openklembeveiliging, en bij de brede balkondeuren is bovendien aan de buitenzijde onder de deuren een "materieelwasser"- bedieningsunit aangebracht met pneumatische openende sluitkleppen.

15.3.2 De werking

Wanneer de afsluiter op het contradeel van het besturingsblok open staat, staat luchtdruk op de bedieningskleppen in het besturingsblok. Door elektropneumatisch de open- of sluitklep te bedienen wordt de stuurklep (A) resp. naar links of naar rechts gestuurd. Wanneer de openklep bediend is, komt via de stuurklep luchtdruk op de openzijde van de draaicilinder, terwijl de sluitzijde van de cilinder ontlucht wordt via de smoring G. Omdat deze smoring regelbaar is door middel van de stelschroef op het besturingsblok kan de open-tijd worden versteld. Om de deuren elektropneumatisch te sluiten wordt de sluitklep (D) bediend. Daardoor wordt via de stuurklep de sluitzijde van de draaicilinder belucht en de openzijde ontlucht via de instelbare smoring H. Met deze smoring wordt de sluittijd geregeld. Pneumatisch openen kan ook met behulp van de materieelwasser-openknop (8A). Deze handbediende klep geeft via de noodklep (C) en de elektropneumatische openklep (B) luchtdruk op de stuurklep, waardoor de deuren worden geopend zoals beschreven.
Wanneer met behulp van de noodknop pneumatisch geopend is, dan blijft deze noodknop mechanisch vergrendeld. Deze vergrendeling kan met de hand worden teruggedrukt. Bovendien wordt, na noodopenen de noodknop automatisch ontgrendeld indien gesloten wordt met de materieelwasser-sluitknop. Door bediening van deze knop wordt via een stuurleiding luchtdruk gegeven op de noodknop, waardoor deze wordt ontgrendeld. Verder zullen nu op de normale wijze de deuren sluiten.
Op het besturingsblok is ten behoeve van het treinpersoneel een pneumatische handbediende sluitknop aangebracht. Deze in groen uitgevoerde knop is bedoeld voor beproeving van de werking van de deuren.

15.3.3 Pneumatische vergrendeling

Wanneer de deuren elektropneumatisch zijn gesloten valt de bekrachtiging van de sluitklep (D) weg. De stuurklep blijft nu toch naar rechts geschoven, zodat via deze klep de sluitzijde van de draaicilinder belucht blijft, zolang via de afsluiter op het contradeel luchtdruk aanwezig is.

15.3.4 Klembeveiliging

Om te voorkomen dat iemand tijdens het openen van de deuren bekneld wordt door de deuruithouders, is een open-klembeveiliging aangebracht. Dit is een drukschakelaar waarvan de stuurdruk afkomstig is vanuit de sluitleiding van de draaicilinder. Wanneer tijdens het openen de druk in deze leiding daalt, doordat de deuren niet onbelemmerd kunnen openen, wordt het drukcontact bediend. Hierdoor valt de elektrische bekrachtiging van de openklep weg en wordt de sluitklep bekrachtigd zodat de deuren weer zullen sluiten. Hierna kunnen de deuren opnieuw worden geopend op de normale wijze.

15.4 Elektrische werking

Fig. 15.4-1 Deurbediningspaneel in de cabine

15.4.1 Algemeen

De zwenk-zwaaideuren worden elektropneumatisch bediend. Met elektrische commando's worden de open- of sluitkleppen bekrachtigd. De deuren kunnen centraal worden gesloten.
Het is voor de machinist, in verband met het ontbreken van een afzonderlijke cabinedeur, mogelijk alleen de deuren van het frontbalkon, achter de bediende cabine te openen of te sluiten, terwijl de andere deuren vergrendeld blijven.

15.4.2 Ontgrendelen

De deuren kunnen, aan de linker- of rechterzijde van de trein, worden ontgrendeld met schakelaar 7S114 "deuren trein ontgrendelen". Door deze schakelaar naar links of naar rechts te draaien, wordt doorgaande draad 033 of 034 met de mindraad 910 verbonden. Via de niet bediende schakelaar 7S116 en draad 710 of 714 worden de vergrendelrelais 7K157.1 van de deuren aan de gekozen zijde van de trein spanningsloos en vallen af. De doorgaande draden 033 en 034 zijn via de elektrische koppeldozen doorverbonden met gekoppelde treinstellen. De deuren zijn nu elektrisch vrijgegeven en kunnen elektropneumatisch worden geopend.

15.4.3 Openen

Wanneer de deuren aan één zijde elektrisch zijn ontgrendeld, kan iedere deur aan deze zijde worden geopend:
De elektrische apparatuur is aangesloten op het 24 V boordnet en is per deur beveiligd met de automaten 7F61.1, 7F61.2, 7F61.3 en 7F61.4. Als voorbeeld wordt hieronder uitgegaan van het openen van deur 1. De werking van de andere deuren komt hiermee overeen. De werking van de smalle deuren 3 tot en met 6 komt hiermee eveneens overeen, hoewel de installatie eenvoudiger is uitgevoerd.
Via automaat 7F61.1111111 staat op draad 720, 24 V. Via contacten van relais 7K157.1 en 7K158 staat spanning op de drukknoppen "openen" in en buiten het treinstel. Wordt drukknop 7S164.1 of 7S162.1 bediend, dan wordt via het gesloten contact van relais 7K171.1 de spoel van de elektropneumatische openklep 7Y180.1 bekrachtigd. Hierdoor wordt de deur bekrachtigd (zie 15.3.2).

15.4.4 Inklembeveiliging

De deuren zijn voorzien van een inklembeveiliging die werkt tijdens het openen (zie 15.3.4). Wanneer de deur begint te openen schakelt de eindschakelaar 7S174.1 om. Daardoor komt via het contact van relais 7K167.1 spanning op drukcontact 7F172.1. Het contact van deze drukschakelaar sluit indien tijdens het openen de inklembeveiliging aanspreekt waardoor relais 7K171.1 opkomt. Dit relais onderbreekt de bekrachtiging van de openklep 7Y180.1 en bekrachtigd de sluitklep 7Y182.1. De deuren sluiten nu weer en het contact van drukschakelaar 7F172.1 opent, waardoor de deuren opnieuw kunnen worden geopend. Indien de inklembeveiliging niet aanspreekt, sluit op het moment dat de deuren geheel geopend zijn, eindschakelaar 7S173.1, waardoor relais 7K167.1 opkomt. Relais 7K167.1 maakt een houdcircuit door het omschakelen van het wisselcontact. Tevens wordt de drukschakelaar 7F172.1 spanningsloos. Worden de deuren weer gesloten, dan schakelt eindschakelaar 7S174.1 om op het moment dat de deuren geheel gesloten zijn. Relais 7K167.1 valt af en de installatie bevindt zich weer in de rustpositie.

15.4.5 Sluiten

Wanneer de drukknop 7S166.1 "sluiten" wordt bediend, wordt via draad 730 de spoel van de sluitklep 7Y182.1 bekrachtigd en de deur zal sluiten.

15.4.6 Centraal sluiten

Centraal sluiten van de deuren is mogelijk vanuit de bediende cabine en met behulp van een conducteurssleutel, vanaf de balkons.
-Vanuit de cabine
In de bediende cabine staat op draad 127, 24 V. Wordt in deze cabine schakelaar 7S115, "deuren trein vergrendelen" naar buiten gedraaid, dan komt op de doorgaande draden 033, 034 en 035 eveneens 24 V. Via draad 035 wordt bij alle smalle deuren, 3 tot en met 6, het relais centraal sluiten 7K160.8 bekrachtigd. Dit relais bekrachtigt sluitklep 7Y182.1. Via de draden 033 en 034 komen tevens de relais 7K157.2 en 7K152.4 op, waardoor deze zijn vergrendeld. Via het C-contact van de niet bediende schakelaar 7S116 komt tevens draad 712 onder spanning, waardoor bij alle brede deuren de relais centraal sluiten 7K160.1 (2 per deur) opkomen en de relais 7K160.2 en 7K160.4 zorgen voor bekrachtiging van de sluitkleppen, via de contacten A en B van schakelaar 7S116, worden bij de deuren de relais 7K157.1 en 7K157.3 bekrachtigd. Bij de frontdeuren voorkomen de relais 7K160.1 en 7K160.3 de bekrachtiging van de relais 7K158 en 7K159, waardoor deze deuren ten onrechte ontgrendeld zouden blijven. Voordat de deuren vanuit de cabine worden gesloten, kan men door schakelaar 7S115 te bedienen een pneumatische fluit laten klinken (zie 11.6).
-Vanaf het balkon
Wordt de sleutelschakelaar 7S178.1 bediend, dan wordt via het C-contact en draad 723 de openspoel van de betreffende deur bekrachtigd. In verband met cabinesignalering moet gelijktijdig de openknop ingedrukt worden gehouden. De deur blijft geopend terwijl via het A-contact 24 V komt op draad 702. Hierdoor komt ook 24 V op doorgaande sluitdraad 035, zodat de relais "centraal sluiten" worden bekrachtigd. Door het geopende F-contact van de sleutelschakelaar 7S178.1 komt bij de bediende deur het relais centraal sluiten niet op. Over de diodeschakeling 7V176.2 komt 24 V op draad 033, waardoor de deuren tevens vergrendeld worden. Als de sleutelschakelaar weer wordt teruggedraaid, kan met sluitknop 7S166.1 deze deur worden gesloten. De deur is dan tevens vergrendeld.

15.4.7 Bediening frontdeuren

De frontdeuren kunnen worden ontgrendeld met schakelaar 7S117. Door de schakelaar links- of rechtsom te draaien komt 24 V op draad 713 of 715. Hierdoor wordt relais 7K158 (links) of 7K159 (rechts) bekrachtigd. Wordt linksom gedraaid, dan wordt via het wisselcontact van relais 7K158 draad 102 verbonden met draad 722. Op draad 102 staat alleen in het bediende rijtuig 24 V. Er ontstaat een houdcircuit voor relais 7K158, terwijl tevens spanning komt op de openknoppen 7S164.1 en 7S162.1 en de open- en sluitknoppen 7S120 en 7S118 in de cabine. De ontgrendelde frontdeur kan hiermee worden geopend of gesloten. De deur kan weer worden vergrendeld door schakelaar 7S115 te bedienen, waardoor het houdcircuit van relais 7K158 wordt verbroken. Met de schakelaar 7S116 kunnen alle deuren, behalve de frontdeuren worden gesloten/vergrendeld. Met deze schakelaar bekrachtigd men de relais "centraal sluiten" en de vergrendelrelais. Bekrachtiging van deze relais van de frontdeuren is echter niet mogelijk.

15.4.8 Meldlamp

Aan iedere deur bevindt zich de eindschakelaar7S17. Bij gesloten deur staat deze schakelaar in de getekende stand. Indien tevens de deuren vergrendeld zijn, is ook het contact van relais 7K157.1 gesloten, waardoor relais 7K170.1 opkomt. Op draad 017 staat 24 V als in één der cabines de stuurstroom is ingeschakeld. Is bij iedere deur het relais 7K170 opgekomen, dan is draad 701 spanningsloos en valt, indien ook draad 726 en 746 spanningsloos zijn, relais 7K169 af. De meldlamp deuren 7H105 gaat branden (zie fig. 15.4.8-1). Bij centraal sluiten vanaf het balkon komt via het B-contact van de sleutelschakelaar 7S178 spanning op draad 036. Hierdoor klinkt in de cabine de deurgong 7H122. Omdat bij het bedienen van de sleutelschakelaar ook de openknop moet worden ingedrukt, gaat de meldlamp 7H105 branden als alle andere deuren dicht zijn. Wordt de sleutelschakelaar teruggedraaid, dan dooft de meldlamp 7H105 "deuren", totdat ook deze laatste deur gesloten is. Bij ontgrendelen van één van de frontdeuren, komt spanning op draad 726 of 746. Hierdoor komt relais 7K169 op, waardoor de meldlamp 7H105 dooft (zie 15.4.7). De lichtopbrengst van de groene meldlamp 7H105 deuren, kan met de driestandenschakelaar 7S316 worden verminderd.
Fig. 15.4.8-1 Cabinesignalering

Inhoud
14. Verlichting 16. Metingen

Deze bladzijde is het laatst gewijzigd op 24 april 2006