Niels z'n Wadloper Bladzijde

C 6501: Beschrijving Treinstellen
Deel VIII: DH 2-treinstellen
1987

Wadloper in documenten
Met deze uitgave uit 1987 is de uitgave uit 1980 komen te vervallen.

Inhoud
15. Zwenk-zwaaideuren 17. Omroep en mobilofoon

16. Metingen

16.1 Snelheidsmeter

Op een wielaspot in het motordraaistel van ieder rijtuig is een gever geplaatst voor de snelheidsmeter (zie 5.3.7). De gever wordt aangedreven door de wielas. De asgever geeft een wisselspanning af wanneer de wielas draait. De afgegeven wisselspanning is evenredig met de omwentelingssnelheid van de wielas. Deze wisselspanning is een maat voor de treinstelheid en wordt gemeten met de meter 2P345 die zich in de cabine bevindt. Deze meter is geijkt in km/h.

16.1.1 Correctie weerstand

De wieldiameter beïnvloedt de omwentelingssnelheid van de wielas. Hierdoor zou als gevolg van de wielbandslijtage de te meten snelheid hoger liggen dan de werkelijke snelheid. Tussen de gever en de snelheidsmeter is daarom de regelbare weerstand 2R346 opgenomen. Deze weerstand heeft een regelbereik van 15%, waardoor de afwijking van de gemeten snelheid kan worden gecorrigeerd.

16.2 Toerentalmeter dieselmotor

Fig. 16.2-1 Toerentalmeters in de cabine
Het toerental van de dieselmotor, wordt gemeten met een toerentalgever, aan de dieselmotor. Het signaal dat deze gever afgeeft, wordt toegevoerd aan een toerentalmeter in de cabine. In de cabine bevinden zich drie dubbele toerentalmeters (zie fig. 16.2-1). Bij het inschakelen van de stuurstroom komtin de bediende cabine, 24 V op draad 102. Hierdoor komt relais 2K129 op, waardoor de toerentalmeters worden ingeschakeld. Het toerental van de eigen dieselmotor komt op meter 1. Via de doorgaande treindraden 009 tot en met 013, wordt het toerental van de dieselmotoren, van het tweede tot en met het zesde rijtuig, op de toerentalmeters 2 tot en met 6 aangegeven.

16.3 Voltmeter

De spanning van het boordnet, wordt gemeten met de voltmeter 2P27, die zich bevindt in de apparatenkast. Via batterijveiligheid 3F14 en automaat 3F48 staat batterijspanning op draad 310, waarbij de voltmeter 2P27 is aangesloten.

16.4 Ampèremeters

16.4.1 Stroommeting netlaadapparaat

Wanneer het netlaadapparaat is ingeschakeld, wordt met een shuntweerstand in de plusleiding van het netapparaat 3G44, de geleverde stroom gemeten. De stroom gaat via de draden 316 en 317, naar ampèremeter 3P29 in de apparatenkast, waarop de geleverde stroom is af te lezen (zie 11.3).

16.4.2 Meting laadstroom

De ampèremeter 3P199 wordt gebruikt voor meting van de laadstroom. Bij ingeschakelde batterijschakelaar 3S9 en 3S11 is het batterij-inschakelrelais 3K10 bekrachtigd. De automaat 3F48 zorgt voor beveiliging van het batterij-inschakelcircuit. Bij stilstaande dieselmotor worden alle afnemers via draad 307, gevoed door de batterij. De ontlaadstroom van de batterij is af te lezen op de ampèremeter 3P199. Wanneer de dieselmotor draait worden alle afnemers gevoed door de hulpgenerator en wordt de batterij geladen (zie 11). De laadstroom is af te lezen op de ampèremeter 3P199. Wanneer de ontlaadstroom groter is dan 5 A, dan sluit het contact van de ampèremeter. Hierdoor komt 24 V van draad 230 op doorgaande draad 021. In de bediende cabine gaat meldlamp 3H101 "batterij" branden (zie 10.1). In depotvoeding-bedrijf geeft de ampèremeter 3P199 de stroom aan, die via het boordnet wordt afgenomen. Is deze laadstroom groter dan 5 A, dan brandt de meldlamp "batterij". In dit geval vindt batterijlading plaats, indien de stroom die meter 3P29 aanwijst, groter is dan de stroom via ampèremeter 3P199.

16.5 Temperatuur koelwater

16.5.1 Lokaal bedieningspaneel

Fig. 16.5.1-1 Lokaal bedieningspaneel
Op het lokaal bedieningspaneel bij de dieselmotor bevindt zich een meter voor de koelwatertemperatuur (zie fig. 16.5.1-1). De PT100 weerstandsthermometer 2B456, heeft een weerstand die afhankelijk is van de koelwatertemperatuur. De spanning over de weerstand 2B456 wordt op de print 2A50 omgezet. Deze spanning wordt toegevoerd aan de temperatuurmeter. De instelbare weerstand 2R457, staat als compensatieweerstand, in serie geschakeld met de weestandsthermometer PT100. Print 2A450 krijgt via draad 230 voedingsspanning vanuit het 24 V boordnet. De automaat 2F68 zorgt voor beveiliging.

16.5.2 Apparatenkast

Op print 2A219 in cassette 05 in de apparatenkast, kan de koelwatertemperatuur worden afgelezen. In het koelwatercircuit is nabij de dieselmotor, de weerstandsthermometer 2P231 opgenomen. In serie met deze weerstand, staat een compensatieweerstand 2R232.1. Via een versterkerschakeling op de print wordt de spanning die over de weerstanden 2P231 en 2R232.1 staat, toegevoerd aan de meter. De spanning is temperatuurafhankelijk. Het signaal wordt tevens gebruikt voor beveiligingsschakelingen, die ook op deze print zijn aangebracht (zie 12.3).

Inhoud
15. Zwenk-zwaaideuren 17. Omroep en mobilofoon

Deze bladzijde is het laatst gewijzigd op 24 april 2006