Niels z'n Wadloper Bladzijde

Handboek Hersporen 1993

Wadloper in documenten


Handboek Hersporen 1993

Dit onderdeel bevat hoofdstuk 1, 2, 3 en 6 met bijbehorende bijlage 4.1 uit het Handboek Hersporen 1993 met betrekking tot het Wadloper materieel.
 
Handboek Hersporen


1 Algemeen

Dit hersporingsboek heeft tot doel te dienen als opleidingsdocument en naslagwerk voor de:
  • hersporingsleiders
  • leden van hersporingsploegen
  • Regionaal Stafmedewerkers Materieel
  • verantwoordelijke(n) voor de rampen- en aanvalsplannen

In dit boek worden behandeld:
  • de hersporingsorganisatie
  • de hersporingsmethoden
  • de hersporingsgereedschappen
  • methodes om bij loopwerkdefecten materieel te verplaatsen

Dit boek heeft niet de status van voorschrift.


2 Hersporingsorganisatie

2.1 Onderderdelen hersporingsorganisatie

De hersporingsorganisatie bestaat uit:
  1. de hersporingsleider
  2. de ploegleden
  3. ad-hoc adviseurs
  4. het hersporingsgereedschap

De NS heeft de beschikking over een aantal (inter)rayonale organisaties die opgezet zijn vanuit de technische materieel-organisatie. Deze organisaties beschikken over auto's (vaak in combinatie met de storingsmonteur/wagenmeester taken) met beperkte middelen.

Daarnaast zijn in vier regio's wagons gestationeerd. De bemanning bestaat uit technisch personeel van Ep en Mw. Deze wagons zijn, naast de beperkte middelen, voorzien van zware hersporingsmiddelen. In principe verzorgt deze organisatie de hersporingen in de eigen Regio en één buur-Regio, indien de mensen en middelen met de auto's niet toereikend zijn.

2.2 Indeling categorieën

Ontsporingen zijn naar ernst en gevolgen in drie categorieën in te delen:

categorie 1
  • veroorzaakt een stremming op een hoofdbaanvak;
  • gebeurt op een moeilijk bereikbare plaats;
  • vraagt om een langdurige en/of technisch ingewikkelde hersporing.

categorie 2
  • veroorzaakt stremming op een secundair baanvak;
  • vraagt om een routinematige hersporing uit te voeren door een kernploeg van ten hoogste 4 man.

categorie 3
  • veroorzaakt geen stremming van vervoersstromen;
  • vraagt om een hersporing met beperkte middelen.

De eerst aankomen technische wachtdienst functionaris schat de ernst en de gevolgen in.

2.3 Aanvraag hulpverlening

De aanvraag voor het in dienst roepen van hersporingspersoneel is getrapt opgezet:

1. De VL roept bij een hersporing de technische wachtdienst op;
2. De technische wachtdienst roept naar aanleiding van informatie en/of inspectie ter plaatse op:
  • hersporingsleider van de geldende categorie (indien de technische wachtdienstfunctionaris dat zelf niet is)
  • hersporingspersoneel
  • hersporingsgereedschap (NS en partikulier)
De hersporingsleider kan, bij een voorval van ernstige aard, specialistische hulp en advies inroepen bij de:
  • werkvoorbereider van een particulier kraanbedrijf
  • Regionaal Stafmedewerker Materieel

Bij het oproepen wordt gebruik gemaakt van (inter)Regionale- en (inter)rayonale regelingen .


3 Taken en aandachtspunten voor de hersoringsleider

Een hersporing wordt altijd uitgevoerd onder leiding van een hersporingsleider in de geldende hersporingscategorie. Een hersporingsleider is in het kader van de ARBO-wet pas bevoegd als hij de opleiding hersporingsleider met een positief resultaat heeft gevolgd en aan de door de Rmvv te stellen eisen ten aanzien van herinstructie voldoet.

3.1 Alarmering en in dienst komen

De alarmering van het hersporingsleider gebeurt volgens de (inter)Regionale en rayonale afspraken. De hersporingsleider probeert direct een goed beeld te verkrijgen van de ernst en omvang van de ontsporing. Bedenk daarbij wel dat de informatie afkomstig is van:
  • uit de tweede of derde hand
  • (meestal) niet technisch personeel
  • uit een organisatie die andere prioriteiten stelt i.v.m. andere verantwoordelijkheden
  • personen die door de situatie onder druk staan of emotioneel aangeslagen zijn

Een hulpmiddel om een onjuist beeld te vermijden is het stellen van vier gerichte vragen (WAAWEWAWI):
  1. WAAR is het (overweg, emplacement, baanvak, kilometer)
  2. WELK materieel en/of bak betreft het
  3. WAT is er gebeurt (hoe ligt het erbij, botsing, aanrijding etc.)
  4. WIE zijn er bij betrokken (gewonden, doden/ personeel of derden)

Door de vragen in deze volgorde te stellen heeft de hersporingsleider na combineren van antwoorden de grootste kans een goed beeld van de situatie te verkrijgen.

Aan de hand van de eerste indruk van de ernst en omvan besluit de hersporingsleider of:
er direct en welk:
  • hersporingsmaterieel opgeroepen moet worden
  • hersporingsgereedschap ter plaatse moet komen
óf dat de hersporingsleider eerst zelf ter plaatse gaat kijken om de situatie nader te beoordelen

3.2 Opname van de situatie

Wanneer de hersporingsleider op de plaats van de ontsporing of ongeval aankomt begint hij direct met een eerste onderzoek. Hij houdt hierbij in de eerste plaats rekening met de veiligheid van:
  1. zichzelf
  2. collega's, slachtoffers en reizigers
  3. hulpverleners
  4. omwonenden en milieu
  5. nieuwsgierige omstander
(in deze volgorde van belangrijkheid)

Bij de beoordeling van de veiligheid moet rekening worden gehouden met de volgende elementen:
  • Gevaarlijke stoffen (voor het omgaan hiermee is de Organisatie ReddingsAuto's (ORA) gespecialiseerd)
  • Instabiliteit van (resten) van materieel
  • Treinverkeer
  • Bovenleidingsspanning
  • Brandgevaar

Wanneer de hersporingsleider het ongevalsterrein veilig kan betreden kan een aanvang gemaakt worden met de opname.
De opname heeft een aantal doelen:
  1. achterhalen van de oorzaak, veiligstellen van bewijsstukken
  2. bepalen aanvullende maatregelen t.a.v. veiligheid
  3. opstellen van een zo doelmatig mogelijk hersporingsplan

3.2.1 Onderzoek naar de oorzaak

Het onderzoek naar de oorzaak zal de hersporingsleider zelden alleen kunnen uitvoeren. Het onderzoek zal zich in eerste instantie beperken tot een aantal mogelijke oorzaken.

Het onderzoek beperkt zich tot het verzamelen van bewijsstukken, indien mogelijk officieel, door de spoorwegpolitie opgenomen verklaringen en eigen interviews. Goede hulpmiddelen om de feitelijke situatie vast te leggen zijn:
  • foto's (kan door de Bbv/plaatselijke politie verzorgd worden)
  • video
  • eigen schetsen
  • veiligstellen van opnamebanden van het berichtenverkeer van de Verkeersleiding;
  • snelheidsmeterbanden
  • ritregistratiesysteem (alleen door geautoriseerde specialisten uit te lezen)

Er mag in geen geval een uitspraak gedaan worden over de mogelijke oorzaak aan justitie of pers. Ook als de oorzaak voor de hersporingsleider onomstreden vaststaat.

3.2.2 Aanvullende veiligheidsmaatregelen

In samenwerking met andere disciplines (infra, BbvSP, BbvORA) kunnen aanvullende veiligheidsmaatregelen getroffen worden. Deze hebben algemeen tot doel de veiligheidsmaatregelen in overeenstemming te brengen met de werkelijk geconstateerde situatie.
Hierbij valt te denken aan:
  • verkleinen van het gevaarsgebied
  • buiten/in dienst vragen van bepaalde sporen, samenvallend met de daarbij behorende veiligheidsmaatregelen (WErkCOntract z.g. WECO) volgens het Reglement Uitvoering van Werken (RUW)
  • het nemen van maatregelen bij het hersporen zoals het op afstand -laten- houden van personen (óók NS-ers!) die niet voor hulpverlening of hersporing zijn ingezet;
  • dragen persoonlijke beschermingsmiddelen

3.2.3 Milieumaatregelen

Bij een ontsporing kunnen behalve gevaarlijke stoffen, ook milieugevaarlijke of belastende stoffen als dieselolie, smeerolie en koelvloeistof op en in de bodem terecht komen. Ook bij zeer kleine hoeveelheden is dat verboden (Wet BodemBescherming, WBB) en daarmee ongewenst. Ondanks het feit dat er hier geen spraken van een onregelmatigheid met gevaarlijke stoffen hoeft te zijn, moeten er aanvullende maatregelen genomen worden:
  1. CMK melden dat er sprake is van bodemvervuiling
  2. Uitstromende vloeistof zo snel mogelijk opvangen en uitgestroomde vloeistof indammen
De ORA en de regionale brandweerkorpsen (vaak tegen betaling) beschikken over middelen om adequaat op te treden.

De If regio afdeling Baan & Kunstwerken zal door de CMK worden gewaarschuwd om de vervuilde grond op te (laten) ruimen.

Voor de volledige regeling zie het Voorschrift ter voorkoming, Beperking en bestrijding van Ongewenste Gebeurtenissen deel III uitgave 1993 (VBOG III 1993).

De aanvullende milieumaatregelen kunnen op het hersporingsplan (zie hoofdstuk 3.5) behoorlijk van invloed zijn.


Meer volgt later....

6 Bijzondere aandachtspunten per materieelsoort en -serie

In dit hoofdstuk worden alle bijzondere werkzaamheden en aandachtspunten per materieelsoort en -serie behandeld.

Dit gedeelte is primair bedoeld als naslagwerk voordat met het hersporen wordt begonnen. Om te kunnen overwegen of sloop in plaats van hersporen rendabel is zie bijlage 4.1 voor een waarde overzicht per materieel-serie. De betekenis van de symbolen bij de schema's van de vijzelpunten staat hieronder weergegeven.

Aangedreven assen
Loopassen
Hulpvijzelpunt
Hoofdvijzelpunt

6.1.22 DH-I en II

Materieelseries
DH-I3101-3119
DH-II3201-3231

Vijzelpunten
De vijzelpunten zijn als volgt aangebracht:

Vijzelpunten DH-II
Vijzelpunten DH-I
Bij de DH-I zijn de aangedreven assen in de tekening in het Handboek Hersporen niet aangegeven!

Speciale hulpmiddelen
Er zijn voor de DH-I en DH-II geen speciale hulpmiddelen.

Gewichten
motordraaistel:5,75 ton
loopdraaistel:5,2 ton

bak:
3101-3119:24 ton
3201-3231:23 ton

Aandachtspunten aandrijving:

Indien de bewegingen van het draaistel bij hersporen onvoldoende zijn, kan de cardanas tussen aamgedrevem as em de Voith-aandrijfunit eenvoudig gedemonteerd worden.
brandstof / koelvloeistof / hydraulische- of motorolie: Bij lekkage direct via de CMK bodemdeskundigen van If inschakelen. Indien mogelijk leggage stoppen en vloeistof indammen.


Bijlage 4.1 : Overzicht geschiktheid hersporingsmethode

Hersporingsmethode Voorwaarde DH-1 en DH-II
Overgooien Beperkte afstand -
Trekken over staalplaat Vast punt ++
Hersporingssloffen Zeer kleine afstand 1) ++
Lucasbalk met rolmat Geen ++
Hijsen Bovenleiding spanningsloos +
Losse rails   ++
Overeind zetten: Trekken   -
Overeind zetten: Drukken   --
Overeind zetten: Hijsen   ++
Sloop ter plaatse   +
Restwaarde 2)   Onvervangbaar

Verklaring: ++zeer geschikt
+geschikt
-minder geschikt
--niet geschikt
Oniet toegestaan of alleen na het nemen van omvangrijke maatregelen
1)Eventueel baanschuivers en/of ATB-spoelen demonteren
2)Geen boekwaarde, stand 1992/1993


Deze bladzijde is het laatst gewijzigd op 18 december 2006